Na afloop van de lezing liep ik naar voren om de slakken die de bioloog had meegenomen van dichtbij te bekijken. Eentje zat op een slablaadje, te eten. De ander gleed weliswaar traag, maar met een grote vastberadenheid, naar de rand van de tafel. Haar spoor stond in een bijna rechte lijn op het plastic tafelkleed.
Ineens kwam alles weer terug; de informatieboeken die ik bij de bibliotheek haalde, hoe ik alle plaatjes van de slakken bekeek, gefascineerd door die doodnormale, maar in mijn ogen onvoorstelbaar schattige dieren. De liefde groeide alleen maar toen me duidelijk werd dat mijn ouders ze de oorlog hadden verklaard. Ik dook tussen de struiken en plukte wijngaard- en tuinslakken tussen de welvende bladeren van de hosta vandaan, net op tijd, voor ze van de felgekleurde gifkorrels aten.