Het voetbalcommentaar bestaat natuurlijk uit feitelijke beschrijvingen, de uitleg over gespeelde tactieken, de speelgeschiedenis van de spelers. Maar die pogingen het 'gevoel' onder woorden te brengen: wat schiet je ermee op?
Volgens de Britse schilder Lucian Freud zijn de woorden die een schilder uitspreekt over zijn kunst ongeveer even relevant voor zijn werk als de klanken die tennissers uitstoten dat zijn voor hun sport. In het essay Hm, Hé, Ha: Kunst en Woorden van Julian Barnes waarin ik dit las, voegt Barnes daar aan toe: "Behalve dat ze [de tennissers] daarmee hun tegenstander van de wijs proberen te brengen, dienen die klanken – de grommen en gilletjes en agressief klinkende blafgeluiden die we op Wimbledon en Roland Garros horen – wel degelijk nog een ander doel: uitademen bij een slag zou een ontspannende werking hebben, waardoor je de bal soepeler over het net kunt spelen."
Freud (1922-2011) schijnt het zelf ook gedaan te hebben. Julian Barnes citeert uit een boek van kunstcriticus Martin Gayford, die meekeek hoe Freud werkte: "Voordat hij een [penseel]streek aanbrengt, stoot L[ucian] F[reud] vaak een beetje lucht uit, een zuchtje van inspanning en concentratie."
Allemaal luchtstootjes van inspanning en concentratie: het geschreeuw op het voetbalveld, de commentator die zijn woorden de microfoon injaagt, het gejuich thuis op de bank.
Zo kun je ook naar voetbal te kijken, als een verzameling van luchtstootjes / in elkaar uitgedrukt.