Power werkte als adviseur buitenlands beleid voor Obama, en werd in 2013 door die president aangeduid als Amerikaans ambassadeur bij de Verenigde Naties. Over die tijd schreef ze haar memoires Leerschool van een Idealist. Een leesfragment.
Ze deed als journalist verslag van de oorlogen in Joegoslavië, specialiseerde zich als academicus in mensenrechten en volkerenmoord en won de Pulitzerprijs met haar boek A Problem from Hell: America and the Age of Genocide uit 2002: Samantha Power.
"Mijn generatie heeft vaak te horen gekregen over de ophanden zijnde triomf van de democratie en de mensenrechten, maar tegenwoordig worden jonge mensen juist bestookt met commentaar waarin de terugtocht – of zelfs de ondergang – van de liberale democratie wordt voorspeld. Een groeiend wantrouwen jegens democratische instellingen leidt tot cynisme over de politiek en Amerika's toekomst, en moedigt de mensen aan om hun aandacht meer op zichzelf te richten.
En hoewel de binnenlandse verdeeldheid op allerlei punten steeds dieper wordt, staat de wereld niet stil. Een Gallup-onderzoek in 33 landen heeft uitgewezen dat de waardering voor het leiderschap van de Verenigde Staten sinds 2016 pijlsnel gedaald is, en dat de Russische president Poetin en de Chinese president Xi nu net zo hoog (of hoger) gewaardeerd worden dan de Amerikaanse president. In de economische sfeer zal de Chinese economie de Amerikaanse de komende tien tot vijftien jaar waarschijnlijk voorbijstreven.
Niets ligt echter vast. De inzet van samenwerkende individuen kan een gemeenschap – en een land – heel snel van koers doen veranderen. Daarvan zijn we zowel in binnen- als buitenland getuige geweest. In 1972 werd Richard Nixon met een enorme meerderheid herkozen als president. Hij won in alle staten behalve Massachusetts. Twee jaar later had een klein aantal vasthoudende journalisten en onderzoekers zijn misdrijven aan het licht gebracht, en had hij met schande overladen zijn ontslag genomen.
In het najaar van 2014 voorspelde de Amerikaanse overheid dat er begin 2015 meer dan een miljoen mensen geïnfecteerd zouden zijn geraakt met ebola, maar dankzij de vastberaden inspanningen van de mensen in de regio en de wijze waarop de internationale gemeenschap onder leiding van de Verenigde Staten op dit nieuws reageerde, werd een grote ebola-uitbraak voorkomen.
De Amerikaanse democratie en de burgers waaruit die is opgebouwd, zijn nog steeds onze grootste troeven. Onze beste kans om er weer 'bovenop te komen' hebben we als burgers die bij bepaalde politieke beslissingen iets te verliezen of te winnen hebben, ervoor kiezen om zich te organiseren en naar de stembus te gaan. Onder jonge mensen zie ik een hernieuwde belangstelling voor de publieke zaak, die voortkomt uit het besef dat ieder van ons de verantwoordelijkheid – en een kans – heeft om de veranderingen te bewerkstelligen die we graag verwezenlijkt zouden zien.
President Trump mag onze instituties dan gedestabiliseerd en verzwakt hebben, maar tot dusverre heeft zijn optreden ze niet gebroken. De allerbelangrijkste taak die Amerika de komende jaren wacht, is natuur- lijk het versterken van onze democratische instellingen en het vergroten van de effectiviteit van ons bestuur. Om dat te bereiken dient eerst iets gedaan te worden om een aantal ongewenste ontwikkelingen terug te dringen – zoals de intense ongelijkheid, de invloed van het grote geld op de politiek, het om opportunistische redenen herindelen van kiesdistricten, de inperkingen van het stemrecht, corruptie, polarisering, racisme en uitsluiting – en bij elk van deze onderwerpen op zich zou dat al een hele prestatie zijn.
Onze actieve betrokkenheid bij de rest van wereld kan echter niet wachten tot we in eigen land een democratische vernieuwing hebben doorgevoerd. Wat de diplomatie betreft: dat is een terrein waarop de Verenigde Staten tegen uiterst geringe kosten wel degelijk significante successen hebben geboekt, en onze activiteiten daar dienen dan ook opgevoerd te worden. Zeker nu de Amerikaanse invloed op de rest van de wereld steeds verder afneemt, zal het belang van de diplomatie juist groter worden – en niet kleiner.
Tegenwoordig wordt militaire slagkracht gezien als een onderdeel van het Amerikaanse instrumentarium dat overal geschikt voor is. Sinds 11 september 2001 zijn bijna drie miljoen Amerikaanse militairen ingezet in Irak en Afghanistan, van wie vele verschillende malen achter elkaar zijn uitgezonden. Het is opmerkelijk dat Amerikaanse troepen tegenwoordig in meer dan 40 procent van alle landen ter wereld betrokken zijn bij terreurbestrijding. De lasten van het vechten in deze oorlogen en het ondernemen van deze missies worden gedragen door leden van Amerikaanse strijdkrachten en hun gezinnen.
Dat we ons voor langere tijd zo zwaar verlaten op onze strijdkrachten is onhoudbaar en onwenselijk, maar wel kenmerkend voor een militarisering van het Amerikaanse buitenlandbeleid die door mensen uit het hele politieke spectrum zorgwekkend wordt geacht. In de Situation Room heb ik onze generaals verschillende keren horen pleiten voor de inzet van andere facetten van de Amerikaanse macht – hulp bij wederopbouw, economische bijstand en investeringen, bemiddeling door diplomaten, economische en andere sancties – omdat de strategische doelstellingen van de Verenigde Staten niet met militaire middelen verwezenlijkt kunnen worden.
Het Pentagon en de Amerikaanse strijdkrachten hebben op dit moment meer dan 225.000 Amerikaanse medewerkers buiten de Verenigde Staten gestationeerd; het ministerie van Buitenlandse Zaken niet meer dan ongeveer 9000. Sterker nog, het is een berucht weetje dat er in de fanfares van het Pentagon maar iets minder mensen werkzaam zijn dan in de diplomatieke dienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze disbalans leidt tot een zichzelf versterkend proces: hoe minder we ons bezighouden met de diplomatie, hoe chaotischer de wereld wordt, en hoe moeilijker het wordt om Amerikanen ervan te overtuigen dat onze internationale betrekkingen het waard zijn om onderhouden te worden.
Het doorbreken van deze vicieuze cirkel is in het belang van alle Amerikanen, zowel op de korte als op de lange termijn. Hoewel de Amerikaanse invloed is afgenomen, zullen de Verenigde Staten nog tientallen jaren lang het belangrijkste land ter wereld blijven. Tijdens talloze bijeenkomsten van de Veiligheidsraad heb ik telkens weer gezien hoe buitenlandse diplomaten die met een half oor zaten te luisteren naar de afgevaardigden van andere landen, met een ruk rechtop gingen zitten zodra ik, als de Amerikaanse gezant, het spreekgestoelte betrad. Bij de ene kwestie na de andere was het zo dat als de Verenigde Staten geen plan van aanpak ter tafel brachten, het probleem steeds ernstiger werd.
In de tijd dat ik bij de Amerikaanse overheid werkte, heb ik gezien hoe Amerikaanse diplomaten zeventig landen wisten te mobiliseren tegen IS, onderhandelden over het Klimaatakkoord, erin slaagden om politieke gevangenen los te krijgen uit de gevangenis, en het klaarspeelden om een internationale coalitie te vormen die Iran zulke strenge sancties oplegde dat het land een onderzoeksprogramma staakte waarmee het mogelijk kernwapens had kunnen ontwikkelen.
In meer dan 270 ambassades en consulaten overal ter wereld helpen diplomaten Amerikaanse burgers als ze in de problemen zijn geraakt, zorgen Amerikaanse diplomaten ervoor dat het Amerikaanse bedrijven minder moeite kost om zaken te doen in het buitenland, en proberen Amerikaanse diplomaten conflicten te beëindigen door middel van onderhandelingen – en dat laatste is van groot belang, vooral nu Amerikanen van onder de achttien hun hele leven in een land in oorlog hebben geleefd.
De Verenigde Staten zijn de enige natie die in staat is om het op te nemen tegen landen die een buurland binnenvallen, zoals Rusland in Oekraïne heeft gedaan. Ze zijn het enige land dat tijdens een uitdaging als de ebolacrisis in staat is om snel een complexe operatie op te zetten die zijn weerga in de geschiedenis niet kent – en die door president Obama is vergeleken met 'een vliegtuig bouwen terwijl je ermee vliegt' – terwijl we intussen andere landen opriepen om daaraan mee te werken. Amerika's creatieve ambities en vermogen om machtige coalities te smeden blijven ongeëvenaard.
Als de Verenigde Staten zich terugtrekken uit hun leidende rol in de wereld – als gevolg van uitputting, desillusie of innerlijke verdeeldheid – zullen de Amerikaanse idealen, voorspoed en veiligheid daaronder te lijden krijgen. China zal agressiever worden in zijn pogingen om de regels van het internationale verkeer in zijn eigen voordeel om te vormen. Verwoestende cyberaanvallen zullen steeds meer schade aanrichten en nog grotere verdeeldheid zaaien. Rechtsextremisten in het buitenland zullen steeds geavanceerdere methodes vinden om hun inspanningen te coördineren en hun ideologische geestverwanten in de Verenigde Staten en elders steunen met geld en propaganda.
Het is inderdaad zo dat het wereldleiderschap van de Verenigde Staten gebaseerd is op de kracht van onze democratie in eigen land. Maar het is ook onmiskenbaar dat het overzeese beleid dat we nastreven enorme gevolgen – zowel gunstige als ongunstige – kan hebben voor ons dagelijks leven."