Zo. 25 april 2021
Je kent misschien wel het verhaal dat Homerus schreef over Odysseus, een Oudgriekse koning die de stad Troje hielp veroveren in een oorlog die tien jaar duurde. Het was Odysseus' idee om de Trojanen voor de gek te houden door een houten paard te bouwen, waarin hij en de andere Grieken zich verstopten. De Trojanen haalden het paard de stad binnen, en daarmee hun vijand, en werden met veel geweld verslagen.
Na deze overwinning keerden de Grieken huiswaarts, maar Odysseus deed er wel tien jaar over om zijn thuis-eiland Ithaka te bereiken. Hij komt onder meer een verschrikkelijke cycloop tegen en wordt jarenlang vastgehouden door een godin die verliefd op hem is geworden. Daar weet hij te vluchten en na een schipbreuk spoelt hij aan bij de Fayaken. Dat is een volk dat hem hartelijk onthaalt, aanvankelijk zonder hem om zijn naam te vragen (naar goed Oud-Grieks gebruik).
Ze organiseren spelen waar Odysseus veel indruk maakt door te winnen bij een potje discuswerpen. Er wordt een feestmaal aangericht en een blinde zanger verhaalt over de Trojaanse oorlog. Hij vertelt daarbij onder andere over de Griekse held Odysseus, die zo schrander en manhaftig meevocht. De zanger weet natuurlijk niet dat diezelfde Odysseus bij hem aan tafel zit. Aan tafel verbergt Odysseus zijn gezicht in zijn mantel, want hij moet verschrikkelijk huilen door dit verhaal, dat over hem gaat.
Perspectiefwisseling
En dan volgt misschien wel de mooiste Homerische vergelijking uit de hele Odyssee – Homerus schrijft dat Odysseus even erg moest huilen als een vrouw, die naar haar geliefde man rent die net is gevallen in de strijd waarin hij zo moedig vocht voor zijn stad Troje en de kinderen daar. Hij sterft in haar armen en daar komt de vijand, die haar bruut slaat en afvoert als slavin, naar een leven "vol jammer en ellende". Zo deerniswekkend als die vrouw, zo huilt Odysseus.
Waarom gebruikt Homerus nou deze vergelijking? Er zijn zoveel situaties waarin mensen huilen. Wat zo geniaal is aan deze vergelijking is de perspectiefwisseling. Odysseus komt als overwinnaar uit de strijd in Troje – maar terugdenkend aan de oorlog huilt hij even erg als de vrouw van zijn overwonnen tegenstander. Homerus geeft het verhaal van de Odyssee zo diepte, want het verdriet van jou en van je vijand zijn geheel vergelijkbaar. Als toehoorder blijf je niet bij het perspectief van Odysseus, maar word je meegenomen in het alles overziende perspectief van de verteller Homerus.
Zoiets zie je zelden in onze hedendaagse actiefilms – de tegenstanders die James Bond genadeloos neermaait krijgen bijna nooit een eigen gezicht. Wat goed is en wat kwaad – wie bij 'ons' horen en wie bij 'hen' – staat daar niet ter discussie. Homerus stelt dat wél ter discussie. Zijn perspectiefwisseling doet ons inzien: wij en zij zijn verbonden.
De rechtsontwikkeling waar ik het over wil hebben gaat ook over zo'n perspectiefwisseling. Door natuur eigen rechten te geven, erkennen we hoezeer wij mensen zijn verbonden met de natuur.
In het Westen zien wij cultuur en natuur als twee gescheiden zaken. Dat is al zo sinds Aristoteles een hiërarchie aanbracht in het rijk van de levenlozen, de planten, de dieren en de mensen. En zeker sinds de Verlichting domineert bij ons het idee dat we de natuur kunnen overwinnen, dat we haar kunnen exploiteren voor ons eigen gewin.
Het recht weerspiegelt onze ideeën in de vorm van regels. Zo gelden voor het recht mensen en hun organisaties als 'rechtspersonen', terwijl dieren, planten en ecosystemen gelden als 'objecten' – dingen – of ze gelden als in het geheel niet relevant voor het recht. Er bestaat wel milieurecht, maar dat gaat over plichten van mensen, niet over rechten van de natuur. De tegenstelling tussen 'wij – mens' en 'zij – natuur' wordt zo in standgehouden door het recht en er zelfs door versterkt.
Onderscheid is bedriegelijk
Maar dit onderscheid tussen mens en natuur is uiterst problematisch. Klimaatverandering toont dat maar al te schrijnend aan: menselijke activiteiten die tot broeikasgasuitstoot leiden, hebben directe impact op de zeespiegel, op het aantal orkanen, op grote droogtes. Wij mensen zijn een radar in het klimaatsysteem, wij zijn onlosmakelijk verbonden met de wereld om ons heen.
Niet lang geleden was een studie in het nieuws waarin was berekend dat de spullen die wij hebben gemaakt nu meer wegen dan op de aarde aanwezige biomassa (de door dieren en planten gemaakte stoffen). We zijn dus die dunne bovenste laag van onze planeet – die laag waar al het leven het hier van moet hebben – langzaam maar zeker aan het transformeren in beton, plastic, asfalt. Niet alleen verdelgen we daarmee allerlei prachtige dieren en planten, maar we zagen daarmee ook de boomtak af waar we zelf op zitten. Ons tijdperk – het Antropoceen – doet ons kortom inzien dat het scherpe onderscheid tussen mens en natuur bedrieglijk is en desastreus.
In 2008 was Ecuador het eerste land om dit scherpe onderscheid te relativeren in het recht. Het nam in de grondwet op dat Pachamama – moeder Aarde – het recht heeft op integraal respect voor haar bestaan, omdat zij de basis is van alle leven. Het was het begin van een rechtsontwikkeling waarin vele landen zouden volgen.
Niet veel later nam Bolivia ook een wet aan waarin rechten van Moeder Aarde werden erkend. In Colombia oordeelde de hoogste rechter dat de Atrato-rivier en het Amazonewoud rechtspersoon moesten worden. Beroemd is inmiddels ook de Wanganui-rivier uit Nieuw-Zeeland, die in een wet uit 2017 een zelfstandige rechtspersoon werd met eigen rechten. In die wet is de holistische filosofie van de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland, de Maori, in officiële wetsartikelen vastgelegd. Zo staat erin: "Ik ben de rivier; de rivier is mij."
Wie vertegenwoordigt de natuur?
Net zoals Homerus dus ons perspectief verschuift naar het slachtoffer nadat we lange tijd met de overwinnaar Odysseus hebben meegekeken, zo vestigen deze wetten de aandacht op het slachtoffer van de industrialisatie en de kolonisering waarmee we zoveel gewonnen dachten te hebben. Van naamloze en anonieme overwonnene wordt de natuur verheven tot subject – een persoon – met wie we verbonden zijn, van wie wij deel uitmaken.
De komende jaren wil ik deze beweging verder onderzoeken. Wie de natuur mag vertegenwoordigen is bijvoorbeeld niet in alle landen hetzelfde geregeld. In Ecuador mag iedereen namens de natuur naar de rechter stappen, in Nieuw-Zeeland is een hele organisatiestructuur opgetuigd die het menselijk gezicht van de rivier moet zijn. Ook ben ik benieuwd naar de kansen van deze beweging hier in Europa. Veruit de meeste voorbeelden van rechten voor natuur komen uit landen waar heel andere filosofieën dan de Westerse de boventoon voeren.
Natuur met eigen rechten
Er zijn wel meerdere initatieven in Europa om de natuur eigen rechten te geven. In Hongarije droegen activisten het Balatonmeer voor als kandidaat; in Schotland ging het over de berg de Ben Nevis; in Frankrijk onder meer over bomen en over de rivier de Seine; en in Nederland is kortgeleden een project gelanceerd met als slogan 'Maak de Maas baas in eigen bedding'.
Dat laatste project vond ik extra opvallend, omdat ik voor Brainwash in 2017 nog een stukje schreef naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak waarin twee Indiase rivieren rechten kregen toegekend, en ik daar rechten voor de Maas opvoerde als zó ondenkbaar… dat ik het komisch vond. Nu, ruim vier jaar verder, zien in elk geval die activisten het dus als een reële mogelijkheid.
Deze rechtsontwikkeling van rechten voor natuur geeft er blijk van dat we de natuur als gelijke zien. Dit kan ver gaan. In navolging van de Franse filosoof Bruno Latour, is er een Nederlands collectief van filosofen, kunstenaars, wetenschappers en beleidsmakers samengebracht onder de naam Ambassade van de Noordzee, dat de Noordzee niet zomaar rechten wil geven, maar ook politieke rechten.
Andere regels tijdens het zwemmen
In opdracht van die Ambassade onderzocht ik in een essay de mogelijkheid en wenselijkheid van de Noordzee eigen rechten geven. Ik deed dat vanuit het perspectief van een zeeforel, genaamd Sam. "Noem me Sam, ik ben een Zeeforel", zo luiden de eerste zinnen van dat essay. Je moet weten dat zeeforellen migrerende vissen zijn: ze worden geboren op een rivier, zwemmen naar zee, brengen daar een aantal jaar door en gaan dan weer terug naar precies hun rivier om zich daar voort te planten. Duizelingwekkend is het, zo'n reis die zeeforellen maken. Het essay heeft de titel De Duizelingwekkende Reis van Sam de Zeeforel, of: van Mensenrechten naar Zeerechten.
Vanuit het perspectief van zeeforel Sam is ons rechtssysteem absurd! Lange tijd hadden dieren een andere status in Nederland dan in Duitsland. Ben je lekker aan het zwemmen als zeeforel, verandert zo – ploef – van het ene op het andere moment je juridische status. Ook op zee geldt zoiets, die is onderverdeeld in allerlei zones waar telkens andere regels gelden. Ben je dus rustig een beetje aan het zwemmen in de zee, zijn er telkens weer andere regels over wie wel of niet op jou mag vissen…
Deel van een groter 'wij'
Zodra je de wereld door de ogen van een zeeforel bekijkt, zie je dat verandering van ons systeem nodig is. Of dat moet in de vorm van rechtspersoonlijkheid voor de Noordzee is wel een tweede. Er kleven nog wel haken en ogen aan, technische bezwaren, politieke obstakels… Maar mijn voorlopige conclusie is dat die perspectiefwisseling broodnodig is.
We moeten inzien dat 'wij − mens' en 'zij − natuur' in feite beide deel uitmaken van een groter 'wij'. Die rechten voor natuur zouden daarvoor weleens de minst slechte optie kunnen zijn binnen de mogelijkheden van ons rechtssysteem.
Als je straks weer buiten loopt, kijk dan eens met die blik naar de hemel, naar de bomen, naar de dieren. Licht een stoeptegel op en verwonder je over het leven dat wij mensen daaronder hebben verdrukt. Zoals Odysseus in zijn verdriet verbonden is met de huilende vrouw van de soldaat die hij versloeg, zo ben jij verbonden met al het niet-menselijke leven op aarde.