Beluister hier de podcast met Johan Fretz via SoundCloud.
In Brainwash Zomerradio van Human interviewt presentator Floortje Smit denkers aan de hand van muziek. Welke nummers zijn vormend geweest voor hun identiteit en denken? Deze lessen kunnen we leren van schrijver en cabaretier Johan Fretz.
Beluister hier de podcast met Johan Fretz via SoundCloud.
Het meningencircus, waarbij je in de media op commando overal wat van vindt, kan je ten onder trekken. Daar wilde ik niet meer aan meedoen. Dat lukt meestal, maar soms komt er dan toch iets voorbij waar ik een punt over wil maken, zoals onlangs met minister Stef Blok's uitspraken.
Ooit schreef ik voor de Volkskrant, maar ik ben naar Het Parool gegaan omdat ik niet alleen maar de hele tijd een mening wilde hebben. Als je niet uitkijkt, gaat het erom dat je iets vindt, en niet wat je maakt − wat een iets blijvendere indruk heeft dan wat je vindt. Bij Het Parool kreeg ik de vrijheid om te doen wat ik wilde, en schreef ik over het alledaagse en dat wat me fascineerde. Nu is er meer balans gekomen tussen het politieke en dat wat me fascineert, en pak ik het podium zo nu en dan wel voor het politieke, maar dan met minder gas erop en meer afgewogen.
Toen Blok zei dat hij geen voorbeeld kent van een multiculturele of multi-etnische samenleving waar een vreedzaam samenlevingsverband is, moest ik toch weer zeggen wat ik vind, omdat zijn uitspraken me raakten. Ik vind dat je open moet kunnen praten, en hard en fel over alle soorten zaken in de samenleving moet kunnen zijn. Ik ben niet van de safe space-school, waarbij je gekwetst in een hoekje gaat zitten. We moeten over alles kunnen spreken, zeker ook zoiets als multi-culturaliteit, waar je over kunt twisten. Werkt een multiculturele samenleving met verschillende culturen, religies en gebruiken? Ik denk dat het soms zeker moeilijk is. Maar Blok zei: 'multicultureel én multi-etnisch', en daar schrok ik van.
Mijn moeder is Surinaams, mijn vader Nederlands, en ik heb me altijd Nederlander gevoeld en wordt ook als Nederlander behandeld. De meeste mensen zijn van openheid en goede wil. Toen Blok 'multi-etnisch' als probleem aanmerkte voor de samenleving, was het voor het eerst dat ik me persoonlijk voelde aangesproken: ik bén multi-etnisch. Dat zou betekenen dat ik in deze samenleving niet kan bestaan. Terwijl ik vrijwel nooit nare dingen meemaak die met mijn huidskleur te maken hebben. Kijk, iedereen die niet blank, of wit (ik probeer me verre te houden van de verstikking van deze woordkeuze), of er niet oer-Hollands uitziet, maakt weleens iets mee. En ik hoor van anderen regelmatig heftige verhalen, maar ik het is mij zelf eigenlijk maar een of twee keer overkomen. Verder zijn het bijna kolderieke, olijke incidenten.
Zoals toen ik op de Zwarte Cross was, en er een groep dronken mannen naar me toekwamen en zeiden: 'Ey, kan ik bij jou misschien een loempia kopen?' Toen zei ik: 'Gast, ik ben niet half-Vietnamees, ik ben half-Surinaams.' Toen zeiden ze: 'Oh. Nou, doe dan maar een roti.' Daar moet ik heel hard om lachen. Sommige mensen zeggen dat je daar niet om moet lachen, want dan verneder je jezelf. Maar ik vond het echt grappig. Het is een beetje gênant misschien, maar daarna is het uit de lucht. Humor ontlaadt de spanning. We hebben allemaal vooroordelen. Door dat af te schermen, wordt de zuurstof in de samenleving er niet beter op. Ik ben niet anders gewend dan deze te bespreken.
Tekst loopt door onder de afbeelding.
Typerend voor hoe er thuis bij mij wordt gepraat, is deze scène uit mijn boek Onder de paramariboom, waarin mijn vader mijn moeder om 12 uur wakker maakt:
'Virginia!' roept hij. 'Denk je dat het nog gaat lukken voor het acht uur journaal?'
'Jan', zegt ze dan, vrij fel voor iemand die nog in half-comateuze staat verkeerd. 'Het is genetisch, dat begrijp jij niet.'
'Genetisch?'
'Omdat je Duits bent, ik ben niet Duits.'
Mijn vader is wel Duits, dat wil zeggen: zijn ouders kwamen uit Duitsland, maar volgens mijn vader kwam zijn moeder uit de Elzas, en is dat van oorsprong Frans gebied, en kwam zijn vader, als je maar lang genoeg terugzoekt in de stamboom, uit Canada of uit Friesland, dus is hij zelf eigenlijk een Franse Canadees, een Canadese Fries, of een Friese Fransoos. Alles best, zolang hij maar geen Duitser hoeft te zijn.
'Jij slaapt kort', zegt mijn moeder tegen hem, 'omdat je je schuldig voelt over je geschiedenis. En terecht. Maar mijn geschiedenis is anders. Ik slaap uit namens mijn voorouders. Ik ben aan het uitrusten van de slavernij, Jan, dus laat me met rust.'
Grappen, stereotyperingen, vooroordelen en ook felle discussies over politiek, of over iets niet begrijpen omdat je wit bent – dat is waar ik vandaan kom. Omdat dat er allemaal kan zijn, ontstaat er adem voor zachtheid. Er woont veel liefde onder. Het is een microkosmos: op het moment dat je de dingen uitspreekt, de vooroordelen en de dingen die je dwars zitten, dan kom je ergens toe. Als je het allemaal afkadert en bedekt (dit mag niet en dat mag niet), dan treedt er verstikking op.
Neil Young is een absolute held en hij staat voor een tijd waarin ik graag in had geleefd. In de film American Beauty hoorde ik zijn nummer Don't let it bring you down voor het eerst. De film geeft een mooi tijdsbeeld van eind jaren 90, waarin we alles hadden, maar ons afvroegen: zijn we eigenlijk wel gelukkig?
Tekst loopt door onder de video.
Op de toneelschool besloot ik American Beauty met mijn klas op te voeren, waarvoor ik dit nummer van Neil Young bewerkte. Regisseur Michiel de Regt en ik discussieerden over de betekenis van de tekst, die wij allebei anders interpreteerden. Destijds vond ik het een hoopvol nummer:
Dead man lying by the side of the road
With the daylight in his eyes
Don't let it bring you down
It's only castles burning
Vind iemand, en je redt jezelf wel. Wat mooi, vond ik. Ook al staat de wereld in de fik, als je maar je eigen weg gaat, en je vindt iemand, dan komt het wel goed. Mijn regisseur zei: 'Het is helemaal niet hoopvol, het is een aanval op niets doen. Er ligt een man langs de kant van de weg dood te gaan, en jij doet lekker niks - ga maar lekker je gangetje, en dan komt het wel goed.'
En toevallig, toen ik het onlangs hoorde, dacht ik: misschien heeft Michiel toch gelijk. En ik dacht er meteen achteraan: of ben ik ouder en cynischer geworden? Of zoals sommige mensen dat noemen: realistischer. Misschien zit het er allebei wel in: ik denk dat het ambivalente uiteindelijk de kracht is van het lied. Maar het laat zien hoe het verstrijken van de tijd tot een ander perspectief leidt.
Het nummer Wakker van Eefje de Visser staat voor mij voor dingen maken die helemaal niet geëngageerd zijn, maar die wel prachtig zijn en betekenisvol zijn. Het is muzische, sferische muziek, gemaakt door misschien wel de beste Nederlandse artiest die we hebben. Het staat voor hoe iets ontroerend kan zijn, en dat dit is wat ertoe doet.
Tekst loopt door onder de video.
Je krijgt al snel het idee dat je in deze tijd dingen moet maken die over onze roerige tijden gaan. Ik ben geneigd om me te richten op de vraag wat mijn blik op de wereld is, en persoonlijke thema's met maatschappelijke onderwerpen te verbinden. Maar echt goede kunst is in de eerste plaats goed omdat het goed verteld is. Dat het geëngageerd is, is niet de kwaliteit. Je kunt je afvragen in deze tijden van polarisatie op het politieke en maatschappelijke vlak, of je dan niet juist overkoepelende, universele thema's moet pakken om mensen te raken, roeren en te bewegen door alle lagen van wat ze vinden en welke ideeën ze hebben heen. Als je het in je werk over ideeën hebt, moeten mensen daar meteen iets van vinden. Deze muziek kun je beluisteren zonder dat je erover hoeft te debatteren. Kunst is een vrijplaats waar het politieke debat er even helemaal niet is. Als je je bewust bent van de wereld en de tijd waarin je leeft, dan klinkt dat er ook in door.
In het werk van Bertolt Brecht en Kurt Weill, Die sieben Todsünden (De zeven hoofdzonden) zie je dat ook. Het is het laatste werk dat ze samen maakten, ten tijde van Nazi-Duitsland. Het is eigenlijk geen kritiek op de zonden, maar op de kleinburgerlijke moraal. Daarin worden kleine overtredingen die zo erg nog niet zijn, als vreselijke zonden bestempeld. Dit werk is niet geëngageerd, ze zeggen niet: 'Hitler is aan de macht, het is allemaal zo erg.' Maar je hoort dat het in de interbellumtijd gemaakt is. Door in de tijd te leven, je bewust te zijn van de tijd zonder je daar in je makerschap nadrukkelijk mee bezig te houden, klinkt de tijd er toch wel in door. Het wordt vanzelf een tijdsdocument.