De nieuwe soldaat in American Sniper.

Termen als ‘zero death war’ en ‘non state actor’ vallen in het debat over het leger van de toekomst. Minder evident zijn de antwoorden op de vraag welke rol de mens hierin zou moeten spelen.

Ondanks alle moderne ontwikkelingen is de essentie van oorlog voeren dat de mens fysiek oog in oog komt te staan met de vijand — en dat hij die dan moet vermoorden. Maar is deze daad van gerechtvaardigd doden nog moreel te verantwoorden?

Oorlogsgezicht
Op deze vraag focussen cineasten in films waarin de oorlogvoerende mens in een persoonlijke, existentiële crisis belandt waarin absurdisme en ironie de boventoon voeren. Het beste voorbeeld hiervan is Stanley Kubricks Full Metal Jacket (1987), een film die met kille precisie aantoont dat oorlog ontmenselijkt.

In het eerste deel — de opleidingsfase van de soldaat — verzoekt de tirannieke drilsergeant een rekruut, Matthew Modine, zijn ‘oorlogsgezicht’ te laten zien, waarop Modine primitief begint te schreeuwen.
 

Moordmachines
De sergeant is tevreden; zo’n killer past in zijn plannen. Die zijn er juist op gericht de rekruten tot machines te maken die op automatische piloot de trekker kunnen overhalen. Vandaar de titel: ‘full metal jacket’, verwijzend naar een soort kogel die volledig uit metaal bestaat. Dat moeten deze jonge mannen worden: compleet gepantserde moordmachines zonder gevoel.

Vlak daarna wordt duidelijk dat Modine vooral goed is in grappen maken, zodat hij de bijnaam ‘Private Joker’ krijgt. Dat raakt de kern: deze soldaat gebruikt ironie als levenshouding — hij zegt iets, maar bedoelt er consequent iets anders mee — om zijn menselijkheid te midden van de waanzin te behouden.

American Sniper
Lijnrecht tegenover Joker in Kubricks film staat Chris Kyle (Bradley Cooper) in Clint Eastwoods nieuwe oorlogsfilm, het waar gebeurde American Sniper.

Waar bij Joker ironie overheerst, daar bepaalt ernst Kyle’s reactie wanneer hij als sluipschutter naar Irak gaat. Op het slagveld toont hij zich een natuurtalent. Binnen de kortste keren krijgt hij een bijnaam, ‘Legend’.
 

Weinig ironie bij Eastwood. Dat blijkt ook in een eerder werk van hem, de western Unforgiven (1992) waarin de oude, wijze revolverheld de beroemde woorden uit: ‘Its a hell of a thing, killing a man.’

En dat laat óók American Sniper zien: we zijn vergeten hoe onmenselijk het opzettelijk vermoorden van een ander mens in wezen is, ook in een oorlog. Eastwood zegt met beide werken dat er iets onherroepelijk in je afsterft op het moment dat je een ander ombrengt.

Kyle keert terug naar vrouw en kinderen in Amerika. Hij is een gebroken man. En net wanneer hij er weer een beetje bovenop lijkt te komen, wordt hij vermoord door een oorlogsveteraan, een man die psychotisch is geworden na zijn dienst in Irak.

Oorlog in verandering
In de echte wereld is ‘oorlog’ constant aan het veranderen. De dreiging van groeperingen als de Islamitische Staat en Al Qaeda, zogeheten ‘non state actors’, vergt een wijziging in denken op het gebied van nationale defensie. Modernisering is een van de oplossingen, onder meer door inzet van drones en het experimenten met robotsoldaten.

Zero death war
Feit blijft dat de ‘zero death war’ niets meer dan een droombeeld is. Tot in de afzienbare toekomst zal de vechtende mens het uitgangspunt van oorlog voeren blijven, ook al is die er een die onherroepelijk in tragedie eindigt, zoals blijkt uit American Sniper.

Aanstaande maandag is defensiespecialist Ko Colijn de hoofdgast in OBA Live Filosofie, onder leiding van Wim Brands en met huisfilosoof Ad Verbrugge. Film: American Sniper van Clint Eastwood.