Robots nemen steeds meer werk van mensen over. Dat roept allerlei ethische vragen op. In ‘Metropolis’ (1927) splijt technologie de samenleving. Met aan de bovenkant een rijke elite en aan de onderkant een massa gezichtsloze werkers. Een middenklasse is er niet.

Voor H.G. Wells, zelf een beroemde auteur van speculatieve fictie, vormde dat laatste een heikel punt. In een stuk waarmee hij het expressionistische meesterwerk van Lang met de grond gelijk maakt, stelt Wells de vraag: wie kóópt toch al de producten die de werkers en de machines in het verhaal aan de lopende band maken?

Robotisering
Wells legde zijn vinger destijds op de zere plek; een antwoord op zijn vraag over wat er nu met de middenklasse gebeurt, was er niet. Maar pakweg een eeuw later komt dat antwoord wel - in de vorm van actuele beschouwingen van economen op de invloed van robotsering op onze wereld.

Zo voorziet Tyler Cowen, auteur van ‘Average is Over’ (2013), een arbeidsmarkt waarin geautomatiseerde systemen ertoe leiden dat er banen zijn voor slechts een kleine elite aan de bovenkant en voor een grote massa aan de onderkant. Gevolg: de middenklasse verdwijnt langzamerhand.

Elite en zwoegers
Terug naar ‘Metropolis’: in Langs film woont de elite bovengronds, in helder verlichte ruimtes waar ze naar hartelust recreëren. Meer hoeven ze niet te doen; ze bezitten de machines die onderaards de stad draaiend houden met behulp van werkers die weinig meer doen dan zwoegen.

Ergens tussenin staat een huis in gotische stijl waarin de uitvinder Rotwang woont. In opdracht van de meester van de stad, Fredersen, bouwt hij een robotvrouw in de beeltenis van de mooie Maria die niet alleen verliefd is op Freder, zoon van Fredersen, maar die ook bezig is onrust onder de werkers te zaaien.

Maria
Met de robot-Maria hoopt Fredersen een nep-revolutie in gang te zetten, waarna hij gesterkt door de sfeer van anarchie gelegitimeerd zou zijn de werkers met harde hand neer te slaan.

In een van de beroemdste scènes danst de robot-Maria, die niet van de echte Maria te onderscheiden is, wulps voor een publiek bestaande uit rijke mannen in smoking.

‘Let’s watch the world going to the devil!’ schreeuwt ze terwijl ze de veters lospeutert van het bovenstukje dat haar decolleté bedekt. Ze is robot, maar meer nog: ze is de hoer van Babylon, de allegorische stad uit de bijbel met wie volgens Openbaring 17: 1—5) ‘de koningen op aarde’ ontucht hebben gepleegd, waarna ‘de mensen die op aarde leven zich hebben bedronken aan de wijn van haar ontucht’.

Maagd en verlosser in een
In ‘Metropolis’ verleidt de robot de stad en haar mensen op dezelfde manier. Ze is maagd en verlosser in één, een nihilistische verwoester van het menselijke en het lichamelijke. Een revolutie volgt waarin de werkers hun woede op de machines uiten. Het verhaal eindigt zoet: een utopische visie op harmonie tussen kapitaal en arbeid waarin niet de machine maar het menselijke hart centraal staat.

Weg middenklasse
Langs film problematiseert onverminderd onze relatie met robotisering. Want wat zijn de gevolgen van het scenario dat arbeidseconomen als Cowen schetsen, waarin de middenklasse weinig meer te doen heeft wanneer er geen banen meer zijn? Is dit een verpaupering, of biedt de virtualiteit die technologie brengt nieuwe kansen op gebieden zoals die van de online-educatie?

Aanstaande maandag buigt Volkskrant-columnist Sheila Sitalsing zich over deze vragen in een uitzending van het radioprogramma OBA Live Filosofie. Presentatie: Wim Brands. Huisfilosoof: Ad Verbrugge. De filmillustratie is aan de hand van ‘Metropolis’ van Fritz Lang.