Als Rémy ongeveer vier jaar oud is, geeft zijn moeder aan niet meer voor hem te kunnen zorgen. Hij heeft met zijn opstandige gedrag en woedeaanvallen te veel aandacht nodig en die kan zij hem, in combinatie met de zorg voor haar andere twee kinderen, niet geven. Zijn vader, die niet meer samen met zijn moeder is, kan Rémy ook niet in huis nemen. Hij heeft onregelmatige werktijden en een te kleine woning. Een jarenlange zwerftocht begint. Regisseur Mercedes Stalenhoef volgt Rémy van zijn vierde tot zijn achtste. Gedurende die tijd woont hij bij twee verschillende pleeggezinnen en in twee tijdelijke zorginstellingen. Met Ivonne Blaauw, zijn eerste pleegmoeder bij wie hij ruim twee jaar woonde, heeft hij nu heel soms nog contact via Facebook. Aafko en Ineke Hessels, zijn tweede pleegouders, ziet hij zo af en toe nog in zijn woonplaats Purmerend. Hun nieuwe pleegkinderen zitten op dezelfde judovereniging als Rémy.
Nadat de opnames voor Ik neem gewoon mijn speelgoed mee waren afgerond heeft Rémy nog ongeveer vier jaar bij de familie Hessels gewoond. Dat ging een lange tijd heel goed, maar toen er meer pleegkinderen bijkwamen viel hij steeds vaker terug in zijn opstandige gedrag en namen de woedeaanvallen toe. ‘Als ik er nu op terugkijk, kon ik de drukte van zo’n groot gezin gewoon niet aan’, vertelt Rémy, nu 26 jaar oud. ‘Ik had een minder chaotisch thuis nodig.’ Dat vond hij uiteindelijk op zijn twaalfde bij pleegvader René en zijn twee zoons. Tien jaar lang heeft hij daar met veel plezier gewoond. Voor het eerst zag hij een pleeggezin als familie. ‘René voelde als een tweede vader. We deden veel dingen samen, zoals gamen en tuinieren. En hij leerde me koken, de was doen en schoonmaken. Dankzij hem kan ik nu voor mezelf zorgen en op eigen benen staan.’