Yula lijkt in bijna alles een doorsnee tiener: ze experimenteert met make-up, verandert haar haarkleur van blond naar rood en weer terug, proeft van drank en sigaretten en wordt voor het eerst verliefd. Bijna doorsnee, want haar leefomgeving is op zijn zachtst gezegd buitengewoon. Yula woont op de grootste vuilstortplaats van Europa.
Een buitenaards ogende plek, waar vrachtwagens en heftrucks dag en nacht af- en aanrijden om eindeloos afval te verplaatsen. Samen met haar moeder, een handvol andere kinderen, dronkaards en outcasts slijt Yula haar dagen rondscharrelend tussen het vuil. Op zoek naar eten, beschuttingsmateriaal en tijdverdrijf.
De mensen kijken naar ons alsof we kakkerlakken zijn. Zijn wij soms geen mensen? Waar moeten we heen? Moet ik maar gewoon verdwijnen? Ik ben ook een mens. En ik leef. Ik kan niet gewoon maar doodgaan. Zo werkt dat niet.’ (Yula’s moeder)
De kinderen vertellen dat het leven in het Rusland van Poetin keihard is. Ze zien geen alternatief en vinden zichzelf minder waard dan honden. Maar Yula is vastbesloten en durft te blijven dromen van een eigen flatje.